Afbeelding 1 |
Deze afbeeldingen laat ik aan het begin van de les zien. Voor het beeldbeschouwen wordt Afbeelding 1 gebruikt. De andere afbeeldingen dienen als voorbeelden en inspiratie voordat de kinderen zelf aan de slag gaan.
Vervolgens stel ik de volgende vragen (over Afbeelding 1):
-Wat vind je van het beeld?
-Wat vind je van het beeld?
* Mooi/niet mooi/leuk/grappig/gezellig/stom/raar/vrolijk
- Wat gebeurt er in de tekening?
*Er wordt gesprongen/gedanst. Er is een feestje. De mensen zijn blijf.
-Hoe kun je zien dat er een feestje is op de afbeelding?
*De mensen hebben hun armen omhoog en zien er blij uit.
-Waaraan zie je dat de mensen bewegen?
*Er worden bewegingsstreepjes gebruikt.
-Hoe dragen de kleuren bij aan het schilderij?
*Er zijn vrolijke, felle kleuren gebruikt waardoor het schilderij een positieve uitstraling krijgt.
*Er worden bewegingsstreepjes gebruikt.
-Hoe dragen de kleuren bij aan het schilderij?
*Er zijn vrolijke, felle kleuren gebruikt waardoor het schilderij een positieve uitstraling krijgt.
Afbeelding 2 |
Afbeelding3 |
Afbeelding 5 |
Afbeelding 4 |